ONS CHEMISCH HUWELIJK

Maria, was toch niet weggegaan,
we hadden het zo goed te saam.
O lieverd, ik zag hoe je verkleurde,
toen dat ene met ons kind gebeurde.
Ik zag je pijn, ik zag je woede,
er was niets dat het kon verhoeden.
Maar Maria, ik had het zo graag samen met je willen beleven,
maar je hebt mij de schuld ervan gegeven.
Je hebt ons kind nooit willen aanvaarden,
vanaf het moment dat zijn oogjes de jouwe instaarden.
Waren het zijn witte wimpers? Was het zijn roze vel?
Ik moet zeggen, dat kleine roze lijfje bekoorde mij wel.
Zijn knorrende geluidjes, die smakkende mond,
en een krulletje in zijn staart, helemaal gezond.
Je krijste bij het persen, en toen de vroedvrouw zei "hij komt",
maar toen ons jongetje was geboren, was je gekrijs verstomd.
Je keek naar wat er lag, daar op de lakens in het bloed,
misschien hoorde je diep in je "er is iets niet goed".
Je hebt hem opgepakt, je hebt hem gevoed,
maar erna zei je "ik wil dat jij dat voortaan doet".
Vanaf die dag moest je na elke maaltijd kotsen
en gedroeg je je als een onbewoond eiland bestaande uit kale rotsen.
Uiteindelijk ging je weg, ik begrijp je wel, mijn lief,
je kon er niet naar kijken, het kwam ook uit jouw lijf.
Maar Maria, luister toch,
een varken baren is geen schande, een varken is onze zoon,
al is het eigenaardig, al is het ongewoon.
Ons varkentje is een schat, een allerliefste, weet je dat.
Hij houdt van mij, ik houd van hem,
hij knort bij het horen van mijn stem.
Kom, laten we met zijn drieën zijn,
dat lijkt me zo fijn; zo fijn.

Pauline Kalker